De Romeinse cavalerie (ala)

 

Tekstvak: Ontsluierde raadsels van de navigatie-systemen
 tijdens de Roemeinse bezetting

De Romeinse cavalerie (ala)

 

De ruitertroepen (alae) van het Romeinse leger werden meestal samengesteld door hulptroepen, die als ruitereskaders met een bemanning van 500 (ala quingenaria) of 1000 man (ala milliaria) werden opgericht.

De troepen werden aangevoerd door een commandant uit de ridderstand (praefetus equitum alae), waarbij de commandant van een 1000 man sterke ruitertroep de vierde en hoogste rangorde van de ridderlijke officiersloopbaan (militia quarta) bekleedde.

Naar grootte van de eenheid beschikte de ala over 16 resp. 24 eskadrons (turmae) met telkens 30 resp. 42 ruiters (equites), die een ruiterijhoofdman (decurio) assisteerden.

Soms kon op voorstel van de stadhouder en benoeming door de keizer een  decurio alae tot bevelhebber (Centurio) van een legioen bevorderd worden. Bijgevolg was ook de promotie uit een auxiliar of hulpttroep in de carrièreloopbaan van het legioen mogelijk.

De aanduiding van deze legertroep is afgeleid van het Latijnse woord ala: vleugel.

De ruitertroepen waren in de veldslag namelijk meestal aan de vleugels van het leger geplaatst, van waaruit ze - vergelijkbaar met moderne tankformaties - de vijandelijke linies omsingelden. De troepenmacht van de vijand werd dan tegen de in het centrum van de in slagorde staande infanterie gedreven en de omsingelde ruimte 'ingedrukt'.

De legerplaats van de cavalerie (ala castrum) was meestal gestationeerd in of aan de rand van een doorgaand open landschap en vlak terrein. Bij voorkeur ook nabij een kruispunt van doorgaande en ook grensoverschrijdende heerbanen. Hier was de grootste operatieve bewegingsruimte voor deze snelle ruitertroepen gewaarborgd.

De grootte van een castrum voor een ala milliaria (in het Duits: 'Alenkastell') was ongeveer 5,2 tot 6,1 ha. Met een oppervlakte van 6,1 ha is het kamp van de ala II Flavia milliaria in het huidige Aalen aan de Raetische limes (grens) tussen Donau, Rijn en Lech het grootste 'Alenkastell' aan de Bovengermaanse-Raetische limes. Tot de stationering van de legio III Italica in het jaar 179 n.C. in castra Regina (Regensburg) was de ruitertroep de in rang hoogste eenheid in de provincie Raetië.

Het Romeinse leger beschikte in totaal over zeven alae milliaria die toen een op zich enorm machtpotentieel vormden. Ze waren ook in Britannië, aan de Middel- en Beneden Donau, in het huidige Hongarije, in het noordelijke Karpatenbekken van Dacië en ook in Syrië aan de Palmyrenische limes gestationeerd. Hieruit blijkt dat Rome aan de noordelijke en oostelijke provinciegrenzen de grootste behoefde aan snel bewegende troepen had, die ook in het voorland van de toenmalige grensafscheidingen konden opereren.

Een ruitertroep kon gemakkelijk 60 km en meer op een dag afleggen. Bij afstandsritten konden ze ook  grote afstanden van boven de 100 km afleggen. Daaruit blijkt ook dat ver in het voorland  deze ruitereenheden inlichtingen konden verzamelen. 

De ala castra waren cavaleriegarnizoenen die een groot financieel en logistiek onderhoud vergden. De kosten van het fokken en de training en berijden van de paarden, alsmede het onderbrengen van dier en mens waren vijfmaal hoger dan die van een infanterie-eenheid.

De afmetingen van een groot cavaleriekamp blijken uit de reconstructies van de plattegronden van het stafgebouw en een deel van de ruiterbarakken in het Duitse Aalen.

Ook het kamp van zo'n ruitertroep volgt het bekende schema van de bouw van een Romeinse legerbasis. In het centrum bevond zich het stafgebouw met indelingen als beschreven bij inrichtingen van legioenkampen. Het woonhuis van de commandant was ook in een cavaleriegarnizoen prachtig uitgevoerd, want de bevelhebber was immers een hoge officier uit de ridderstand. Verder waren er gebouwen voor ambachtslieden, graanopslagplaatsen en hospitaal van grotere afmetingen die hier ook in het centrale gedeelte van het kamp waren gebouwd.

De manschapbarakken van ruim 20 x 70 m en uitgevoerd met een bovenverdieping vormden een combinatie van woonruimten voor soldaten, stallen voor de paarden en opslagruimten voor veevoer, hooi en stro. Ze waren in de voorste en achterste kampruimten (praetentura resp. retentura) gevestigd.

Telkens drie ruiters bewoonden een uit twee ruimten bestaand kameronderkomen (contubernium) van ongeveer 30 m2. In de achterste ruimte bevonden zich de bedden, tafel en stoelen en een kookplaats waar de soldaten hun maaltijden bereidden, terwijl in de voorste ruimte wapens en uitrusting werd opgeborgen.

De hoofdgebouwen van de manschapbarakken waren groter uitgevoerd. Daarin woonden de officieren van de ruitereskadrons (decuriones). Zoals bijvoorbeeld een muurschildering met motieven uit de klassieke mythologie uit het hoofdgebouw van een manschapbarak in het ruiterkamp van Echzell (nu in het Saalburgmuseum) laat zien, waren zelfs deze gebouwen afzonderlijk gedecoreerd. Dit alles wijst op de hogere rangen die de manschappen van de ruitertroepen in Romeinse militaire dienst bezaten, en ook dat hun soldij meer dan voldoende was om hun eigen vier muren op deze wijze te laten verfraaien.

De opleiding en voortdurende training van de ruitersoldaten vond plaats op een buiten het kamp gelegen exercitieplaats (campus). Hier bevond zich in de regel ook een klein heiligdom, dat gewijd was aan de beschermgoden van de ruiterarena, de diis campestres.

Naast de uitrusting en bewapening van de ruiters bestond de kleding  uit een eenvoudig hemd van wol of linnen, een halsdoek, nauwe kniebroek (feminalia) of lange broek (bracae), leren schoenen, soldatenmantel resp. jas met capuchon (paenula), die over het kettinghemd (lorica hamata) of schenenbeschermer (lorica segmentata) gedragen werd.

Bovendien beschikte hij over aanvals- en verdedigingswapens. Enerzijds het langzwaard (spatha), dat aan de gordel met schouderriemen werd gedragen, de lans (hasta), de werpspeer (iacula) alsmede pijl, pijlkoker en boog naast helm en schild.

Tot de paardenuitrusting behoorden het zadel, waaraan de ruiter in het kamp de voor hem  prettigste zitvastheid maakte, het paardentuig met trens en teugel en verder het overige tuig dat uit beslagen, riemenverdelers en decoratieve hangers bestond. Alleen heel verspreid werden rijsporen aangetroffen. Die hoorden dus niet tot de standaarduitrusting van de Romeinse ruiters.

Bij bijzondere gelegenheden zoals ruiterspelen ter ere van de keizer werden vergulde en verzilverde pronkuitrustingen aangetrokken, zoals gezichts- of maskerhelmen en speciale pantserplaten voor de ruiters zoals de rijk versierde paardenhoofdstellen met oogbeschermkorven en gewonere versierde oogkleppen.

 

Aalst, Alst, Elst, Olst

Jan Bervaes uit Zaltbommel ontdekte een paar jaar geleden dat de middeleeuwse naam van Elst: Alista veel lijkt op de veel voorkomende plaatsnaam Aalst. Hij vermoedde dat dit afgeleid kan zijn van de samentrekking van 'ubi ala est': hier is de cavalerie gevestigd.

Mijn interpretatie is daaraan ontleend en vermoed ik de samentrekking van:

AL(A CA)ST(RUM) of cavaleriekamp van maximaal 500 ruiters  Opvallend is dat de onderstaande toponiemen strategisch zijn gelegen nabij al of niet vermoedelijke Romeinse heerbanen en/of kruisingen daarvan.En meestal nabij aangetroffen Romeinse archeologische vondsten.

 

België

- Aalst: stad België (tussen Brussel en Gent).

 - Aalst: Belg. Limburg bij St. Truiden a.d. heerbaan Keulen, Tongeren, Doornik, Boulogne.

Aalst: dorp bij Hoegaarden.

 

Noord-Brabant

 - Aalst: bij Waalre, ten zuiden van Eindhoven, gelegen aan de Baan I en aftakking naar 

  België.

- ter Aalst: ten westen van Oosterhout N.B., aan de Baan V en aftakking naar België.

- Halsteren/Alsteren: ten noorden van Bergen op Zoom. Aardr.w.boek v.d. Aa: "hooggelegen 

  met ruim zicht over de ommelanden en de Oosterschelde". Aan de overzeese 

  scheepvaartroute naar de Maas, Waal en Rijn.

- Aalsvoort: bij Herpen en kruisingen heerbanen, zie Baan II en Baan III

 

Gelderland:

- Aalst: Bommelerwaard a.d. Maas, nabij Romeinse brug over de Waal bij Zuilichem en 

  Waalroute Peutingerkaart en Baan V.

- Aalst: tussen Lienden en Kesteren aan de Rijnroute Peutingerkaart en Baan II.

- Aalst: wijk bij Beuningen, bij uitmonding Maasarm in de Waal.

- Alst/Andelst: bij de oude Waal, Osenvoren en de trekvaart de Vesio

- Elst/Alista: aan Rijntak/Ambe en trekvaart Driel-Nijmegen. Rijksarch. monument Aam-O.

- Elst, rijksarch. monument Lienden, nabij kasteel Mussenberg, zie: 'Betuwse heerbanen'.

  Het Ala Batavorum vermoedelijk te Elst.

 

Utrecht:

- Elst: aan de Rijn en heerbaan langs het voorland van de limes naar Utrecht en toegang heerbaan, zie Baan II.

 

Overijssel:

- Olst halverwege de IJssel tussen Doesburg en Kampen/Zwarte Water.

 

Friesland:

- Aalsum: Oostergoo, t.n.v. Dokkum (Aardrijksk. woordenboek v.d. Aa: "zeer hoog en 

  schoon gelegen") met terp bij kruising riviertje de Paesens vanaf de Waddenzee en 

  Dokkummerdiep en de Ee vanaf  de Lauwerzee.

 

Groningen:

- Aalsum: bij het Groningerdiep of Rietdiep en het Kommerzijldiep vanaf de Lauwerzee.

 

Duitsland:

- Aalen (Baden-Würtemberg). Vindplaats groot Alenkastell.

- Alsdorf: ten oosten van Heerlen.

- Alsfeld: Hessen

- Alsheim: Rheinland-Pfalz

- Alsenz: Rheinland-Pfalz.

 

Baan I met onderlinge afstanden in Gallische mijlen: Kessel (GRINNES) -2- Kerkdriel -2-  Empel -2- Den Bosch -2- Halder -3- Boxtel -4- Oirschot -3- Eindhoven/Muggenhof -2- Aalst -3- Valkenswaard -3- Leenderstrijp -3- Maarheeze -3- Altweert -2- Stamproy -2- Kinrooy -2- Maaseik (resten Romeinse Maasbrug naar Rosteren) -2- Susteren -2- Tudderen -2- Merkelbeek -2- Heerlen (CORIOVALLUM).

 

Baan II: Elst (U.) -2 mp- Verhuizen -2 mp- Aalst -2 mp- Ochten -2 mp- Puiflijk -2 mp- Horssen/Hazelkamp -2 mp- Batenburg -2 mp- Ravenstein -2 mp- Herpen/Aalsvoort met aansluiting Baan IV.

 

Baan III: Nijmegen (NOVIOMAGUS) -2 ml- Neerbosch -2 ml- Wijchen -2 ml- Ravenstein - 2 ml-  Buureneind -2 ml- Oss -2 ml- Geffen -2 ml- Nuland - 2 ml- Koudewater - 2 ml- Den Bosch.

 

Baan IV: Cuijk (CEVELUM) -3 ml- Gassel -2 ml- Velp/Grave - 2 ml - Herpen/Aalsvoort      -2 ml- Berchem - 1 ml Oss.

 

Baan V: Zuilichem -2 mp- Aalst Gld -2 mp- Aalburg -2 mp- Genderen -2 mp- Etten -2mp- Meeusen -2mp- Dussen -3 ml- Geertruidenberg - 3 ml- ter Aalst/Oosterhout (met aansluiting baan vanaf ri. Rotterdam?) -3 ml- Breda -1 ml- Princenhage -2 ml Leur -2 ml- Hoeven -2 ml- Oudenbosch -2 ml- Oud Gastel -2 ml- Kruisland -2 ml- Moerstraten - 2 ml- Halsteren/Alsteren.

 

Trajecten zo veel mogelijk rekening houdend met archeologische vondsten als vermeld in publicaties van Westerheem.